214
Ik leid af: uit [niets], of uit de val van een appel // alsof van dat moment / juist nu plukkend de vruchten / een betovering mij / er plots toe had gebracht // "erdapfel" / volwaardige "look-a-like" // wetend dat de mens / als een mitella / om een gebroken arm gehangen / een bolrond object – weliswaar plat bekeken – / zijn keitjes zaaiend / achter het schouderblad / al zijn eigen gebreken.